Boss/ Tuinbouw

 

Onderstaand artikel verscheen in ‘De Nieuwe Schouwschuit’.
Tijdschrift van het Historisch Genootschap Beemster,
4e jaargang, november 2006.
Niet lang daarna werd de Nieuwe Tuinbouw een voortreffelijk sushi-restaurant: BOSS

bosszob

“Eene groote aantrekkelijkheid voor jong en oud”

De Tuinbouw in Zuidoostbeemster

Toen Martin Eekhof, de huidige eigenaar van de Nieuwe Tuinbouw, in juli 1984 de zaak kocht, kondigde hij aan er een gezellige tent van te willen maken, waar iedereen zich thuis zou kunnen voelen. “Klaverjassen, toneelavonden, vergaderingen, bruiloften en partijen, we gaan er gewoon mee door.” Hij gaf aan dat de Nieuwe Tuinbouw vooral zijn buurtfunctie zou moeten behouden. Die functie is altijd heel belangrijk geweest, wat blijkt uit de verhalen van mensen en uit de advertenties met aankondigingen en verslagen van de activiteiten die hier plaatsvonden. De Nieuwe Tuinbouw was eens zelfs het eerste, officiële buurthuis van Zuidoostbeemster.

Als je spreekt over de Nieuwe Tuinbouw, dan is het wel duidelijk dat er ook een oude Tuinbouw geweest moet zijn. Dat klopt, en er zijn zelfs mooie foto’s van. Een ‘uitspanningsoord’ heette het rond 1900 en die benaming heeft ongetwijfeld te maken met de aloude functie van heel veel herbergen: een plaats waar de paarden even uitgespannen konden worden, voor wat broodnodige rust voor henzelf en de wagenvoerders. Over die oudste geschiedenis is niet zo heel veel bekend, maar bronnen die ik niet kon controleren melden dat de uitspanning al rond 1820 bestond en toen ook al een sprekende naam had: ‘Het laatste stuivertje’. Ene Dirk Buys wordt als eigenaar genoemd in de jaren 1830, 1840.

Begin 1886 werd Jan van Gelder de eigenaar, die de zaak na een stevige verbouwing (“om het aan de eischen van den tegenwoordigen tijd te doen beantwoorden”) in juni van dat jaar feestelijk heropende. Van Gelder was in Purmerend geboren (1843) en had in Amsterdam een aantal hotels in eigendom gehad. Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in 1883 liet hij bijvoorbeeld aan het Damrak een hotel bouwen, dat nog heel lang onder de naam Van Gelder in bedrijf bleef. Hij overleed in Amsterdam in juni 1898, waarschijnlijk is toen ook de Tuinbouw in andere handen overgegaan.

In de krant verscheen ter gelegenheid van de opening een uitgebreide beschrijving van het ‘binnen- en buitengebeuren’. Zo was in een bijgebouw een wintertuin ingericht, “waar de geuren der verschillende bloemen u tegemoet komen en waarin zich tevens een orchestrion bevindt, dat de heerlijkste muziekstukken voor u speelt, dit alles maakt deze plaats tot eene groote aantrekkelijkheid voor jong en oud.” Ook daarbuiten was het genieten:

“Een groot deel der omliggende weide werd aan hare vroegere bestemming onttrokken en in een prachtige zomertuin herschapen. De eer van aanleg en beplanting der zomer- en wintertuin komt toe aan Gebroeders Admiraal, boomkwekers en bloemisten in de Rijp (…) Bezienswaardig is ook het door hen vervaardigde grotwerk in den vorm eener boog, dat een sierraad uitmaakt van den tuin. Een keurige muziektempel bevindt zich aan de westzijde van den tuin, terwijl een speeltuin met schommels, wipplank, zweefmolen en gymnastische toestellen tot vermaak dienen van jong en oud. Een gebouwtje voor de altijd vroolijke apen en volieres met pauwen, faisanten en verschillende hoendersoorten zijn zoovele getuigen dat hun meester ook een vriend en beschermer is van dieren.”

tuinbouw

Nevenstaande foto werd rond 1900 gemaakt. Cornelis Wit was toen de eigenaar/ caféhouder, die ongetwijfeld zijn klandizie vond bij de veehouders en tuinbouwers, vooral als die de dinsdagmarkt in Purmerend gingen bezoeken of bezocht hadden. De stoomtram reed voor zijn deur langs, de rails zijn op de foto te zien, maar had –helaas voor de uitbater – geen halte bij de Tuinbouw.

Via de registers van inkomende en vetrekkende bewoners die zich in het Waterlands Archief bevinden, is te achterhalen wie hoe lang op welke plaats woonde. Bij de Tuinbouw levert dat wat verwarring op, omdat verschillende mensen soms maandenlang gebruik maakten van het logies dat de Tuinbouw bood en daardoor in die registers terechtkwamen. Datzelfde geldt voor bedienend personeel dat soms een tijd in de Tuinbouw een kamer had. Sommige mensen vonden er ook tijdelijke woonruimte, soms voor een paar maanden, soms nog langer.

In 1918 wordt C. Wit nog steeds genoemd als eigenaar/uitbater van de Tuinbouw, maar in 1922 komen we een nieuwe naam tegen: Cornelis Pieter Selderijk (geboren 1896) en zijn vrouw, Marietje Luijt (geboren 1897) uit Purmerend. Ze hebben het niet zo lang volgehouden in de Tuinbouw, want in maart 1925 scheidden zij. Hij vertrok voor een tijdje naar Amsterdam, zij ging naar Alkmaar. Selderijk kwam nog een paar maanden terug, misschien wel om de nieuwe eigenaar wat in te werken: Johannes Bernardus Schouw (geboren 1885), van beroep schilder, getrouwd met Anna Cornelia Kieft. Uit die tijd zijn een paar prachtige foto’s bewaard gebleven:

tuinbouw-2-300

vlnr: mej. Eggers, mej. Schouw, Klaas van der Woude, mevrouw Eggers, de beheerster (ca. 1925)

Johan Schouw en zijn vrouw hadden vier kinderen. Ze hebben een jaar of vijf de scepter gezwaaid in de Tuinbouw. Begin 1932 vertrokken zij naar Purmerend, maar ze waren met de Tuinbouw al eerder gestopt, vermoedelijk in 1928.

tuinbouw300

De Tuinbouw – een garage

J. Schouw had behalve een uitspanning ook een garage en verhuurde auto’s. In 1928 kocht Jan Wiedijk de Tuinbouw en met zijn garagebedrijf kwam een eind aan de horeca-traditie in de Tuinbouw; die traditie werd voortgezet in de Nieuwe Tuinbouw

Op 14 maart 1929 vroeg Jan Wiedijk (geboren 1901) en getrouwd met Johanna Zijp (1905) aan de gemeente Beemster toestemming voor de oprichting van een carrosseriefabriek, garage en “autoherstelwerkplaats”. Hij bouwde als het ware de garage van Schouw uit. Die had in 1928 nog een benzinepomp voor de deur laten zetten. Het bedrijf van Wiedijk was een VOF, met Klaas Belt, smid, als mede-firmant.

Wiedijk verzorgde samen met Piet van Vuure ook uitvaardiensten in de Beemster. De lijkwagen werd gestald in de schuur naast de garage. Meer dan dertig jaar was Wiedijk de eigenaar van dit bedrijf, in 1962 verkocht hij zijn zaak aan C. Dijt.

dijt7-300

dijt8-300

De Nieuwe Tuinbouw

Image21

Als we naar de jaartallen kijken, stuiten we op een wat wonderlijke situatie. De advertentie van Schouw is van 1926, maar we hadden toen twee bedrijven met bijna dezelfde naam naast elkaar, want terwijl er in de Tuinbouw bruiloften en partijen gehouden werden en auto’s gerepareerd, had ook de Nieuwe Tuinbouw op 26 september 1925 zijn deuren geopend. Dat was een bijna onmogelijke situatie, die dan ook niet zo lang geduurd heeft.

De Nieuwe Tuinbouw was eigendom van Dirk Kerkhof, maar Piet van Vuure runde de zaak. Van Vuure (1902) was in 1925 getrouwd met Grietje Kerkhof, een van de kinderen van Dirk. Van Vuure komen we in de bevolkingsregisters ook tegen als barbier. De advertentie hieronder geeft aan dat er in en rond de Nieuwe Tuinbouw veel te doen was, vooral de grote speeltuin bleek een enorme trekpleister.

tuinb1

Advertentie in ‘Purmerend en de drie Meren’, 1926

Van Vuure is tot 1938 bedrijfsleider in de Nieuwe Tuinbouw geweest. In dat jaar verhuisde hij naar de Wouter Sluislaan (nummer 7), waar hij zijn oude stiel van barbier weer oppakte; ook was hij nog steeds betrokken bij het uitvaartwezen.

Jacob Duinmeijer (1902) nam in 1938 met zijn vrouw Maartje Woud (1905) de zaak over. Zij hadden twee dochters en kwamen uit Purmerend. De Nieuwe Tuinbouw werd een bruisend centrum van activiteiten: klaverjas- en dansavonden, toneelvoorstellingen, vergaderingen, feesten, recepties, openbare verkopingen, de Floralia, enz. Een van de hoogtepunten was het jaarlijkse Lunapark rond Pasen, georganiseerd door de Purmerender Jacob Wipprecht. Hij bracht vele attracties met uitdagende namen: een vogelpiek, een vliegbom, een flying horse, auto-scooters, een bibberbaan, het Wiener Rad, verschillende carrousels, een steile wand waarop motorduivels hun kunsten vertoonden. Men kon er zure bommen eten, haring en gebak, verschillende artiesten traden op.

In november 1948 verkocht Dirk Kerkhof, die steeds eigenaar gebleven was van grond en pand, de Nieuwe Tuinbouw aan Philippus Cornelis (Piet) van Zuylen (1911), “een Utrechtenaar” volgens de krant, die zelf bedrijfsleider werd. Een van zijn laatste acties was de verhuur van “het speelterrein” aan de korfbalclub BEP. De club mocht daar ook een kantine plaatsen, maar de afspraken daarover waren nogal “onzakelijk”, zodat er in de jaren daarna de nodig wrevel rees over de vraag wat er in de kantine getapt mocht worden. Ook toen al waren sportkantines lastige concurrenten voor de horeca.

Buurthuis

In 1957 kocht de gemeente Beemster, tot verrassing van velen, de Nieuwe Tuinbouw, voor een bedrag van fl. 47.500. De hele inventaris en alle vergunningen waren bij de koop inbegrepen. De gemeente zag het als een buurthuis voor Zuidoostbeemster, waar vele verenigingen een onderkomen zouden moeten vinden. De jeugdbeweging van de Herv. Kerk werd te groot en “te oud” voor het kapelletje, de Vrouwenclub van het Witte Kruis zocht al tijden naar een goede plek, de toneelvereniging had door een verbouwing van de zaal geen speelruimte meer en de operettevereniging was op zoek naar een repetitielokaal. De exploitatie van dit eerste buurthuis werd uitbesteed.

Image23

 

Voor een som van fl. 4.500 werd Geurt Andries Pieterman, sigarenwinkelier te Purmerend (Hoogstraat), voor drie jaar de pachter. De Nieuwe Tuinbouw werd na een flinke verbouwing (op kosten van de gemeente) in juli 1957 feestelijk heropend, met hapjes, drankjes en toespraken. Burgemeester Pesman sprak daarbij de hoop uit dat de nieuwe uitbater erin zou slagen alle facetten van het bedrijf goed in de gaten te houden: de exploitatie van het café-restaurant en het beheer van het buurthuis. Anderen spraken van “een dood spoor” waarop de Tuinbouw in de afgelopen jaren geraakt was en spraken de hoop uit dat Pieterman de zaak weer op de rails zou krijgen.

Al snel bleek echter dat de bedrijfsresultaten tegenvielen en dat Pieterman wat moeite had met zijn dubbele rol. In november 1959 verzocht hij om een restitutie van een deel van de pachtsom De gemeente ging akkoord met een terugstorting van fl. 500.

In 1960 verlengde Pieterman zijn pacht voor een nieuwe periode van drie jaar, in april 1963 gaf hij te kennen de Nieuwe Tuinbouw van de gemeente te willen kopen. Hij zei er een hotel-restaurant van te willen maken. De gemeente zette in op een bedrag van fl. 70.000, uiteindelijk werd de koop gesloten voor fl. 55.000. De gemeente Beemster had een flinke veer moeten laten, want de koop van de Nieuwe Tuinbouw had haar, door allerlei verbouwingen, bijna fl. 80.000 gekost.

Kort daarna (april 1965) verkocht Pieterman de Nieuwe Tuinbouw, naar verluidt met een flinke winst, hoewel het geheel in slechte staat verkeerde en flink wat onderhoud behoefde. De koper was nv Eureka, Maatschappij tot exploitatie van Koffiehuizen, Rotterdam. Deze nv werd later eigendom van/ ging op in Skol Brouwerijen nv.

L.W.J. (Ludo) Lieverse werd de nieuwe uitbater. Met zijn vrouw runde hij de zaak een tiental jaren, maar hij werd ernstig ziek en overleed op 19 september 1976. Vijf jaar eerder had de familie Lieverse de exploitatie van de Nieuwe Tuinbouw al overgedaan aan Bernardus (Ben) Alders.

Image24

 

De zaak liep niet goed, Alders overwoog begin jaren tachtig ermee te stoppen, Maarten Schipper uit Purmerend werd genoemd als serieuze kandidaat voor zijn opvolging, maar omdat Skol de Nieuwe Tuinbouw niet wilde verkopen en Schipper geen trek had in huur, bleef Alders actief als ‘kastelein’. In april 1982 kwam het toch tot verkoop. Voor fl. 160.000 werd Alders eigenaar, waarbij Skol het recht bedong om kosteloos in of op het pand reclame te maken voor dit bier. Ook mocht Alders alleen limonades en bieren verkopen die hem door Skol werden aangewezen of aangeleverd. Hoe slecht de Tuinbouw ervoor stond bleek kort daarna. Na een inbraak was in de kelder brand uitgebroken en moest de zaak gesloten worden. Alleen de klaverjassers konden er nog af en toe terecht om een kaartje te leggen.

Martin Eekhof was nog maar 22 jaar oud toen hij in 1984 besloot de Nieuwe Tuinbouw te kopen, maar hij had al een ruime horeca-ervaring in het wegrestaurant van zijn vader in Voorschoten. Hij nam zich voor de zaak nieuw leven in te blazen en heeft net als velen van zijn voorgangers flink moeten investeren in verbouwingswerk. Zo had de Tuinbouw in 1984 al wel hotelkamers, maar die waren in zo’n staat dat je er eigenlijk niemand in kon onderbrengen.

Op de website van de Nieuwe Tuinbouw (www.denieuwetuinbouw.nl) is ook iets te vinden over de meer recente geschiedenis: “De Nieuwe Tuinbouw werd een populaire gelegenheid voor het houden van bruiloften en partijen. Martin en Marianne Eekhof besloten daarop in 1989 om De Nieuwe Tuinbouw te veranderen in een hotel annex partyplace. Met het oog daarop werd nog in dat jaar het hotel gemoderniseerd. Een uitslaande brand in mei 1990 versnelde de beslissing om ook de benedenverdieping van De Nieuwe Tuinbouw totaal te verbouwen en te voorzien van een geheel nieuwe inrichting. In 1995 werd het hotelgedeelte voorzien van een luxe bruidssuite.
De Nieuwe Tuinbouw werd in 1998 opnieuw uitgebreid verbouwd. Het etablissement werd voorzien van een cafégedeelte. Daarnaast werd de zaal, inclusief bargedeelte, flink vergroot. Het hotel, op dat moment tien kamers groot, kreeg er nog eens drie kamers bij.

Hotel-Partyplace De Nieuwe Tuinbouw is uitgegroeid tot een succesvol en gerenommeerd horecabedrijf. De Nieuwe Tuinbouw beschikt over twee zalen, een terras, een eigen ruime parkeergelegenheid en hotel met 13 kamers.”

Geen “vroolijke apen, pauwen en faisanten” meer, maar genoeg te genieten voor jong en oud.

John Dehé