Vertaling: the-american-adventure/
Familiegeschiedenis
Willem, Anna en Emiel, de kinderen van Willem en Klaassien zijn alle drie geboren in Groningen, aan het Damsterdiep
Willem jr., geboren 1-6-1884
Anna, geboren 27-6-1885
Emilius Wilhelmus (Emiel), geboren 30 oktober 1886
Net als de vader hadden de drie kinderen van Willem en Klaassien artistiek talent.
Wilhelm (Willem), geb. Groningen, 1-6-1884, † 1942, Amerika.
Al in december 1902 verschijnt zijn naam in de aankondigingen van de concerten die zijn vader gaf in de Groninger Harmonie, waarbij Willem jr. pianostukken ten gehore bracht en cello speelde.
Willem volgde na zijn middelbare school het Conservatorium in Amsterdam, waar hij les kreeg van Isaac Mossel
Fragment van ansichtkaart, door Willem in 1900 aan zijn familie gestuurd.
Isaäc Mossel (1870-1923) was een Nederlands cellist. Hij was de oudere broer van violist Max Mossel en de vader van klarinettist en bandleider Hans Mossel. Mossel speelde als 16-jarige als solist bij de Berliner Philharmoniker en werd later solo-cellist bij het Concertgebouworkest in Amsterdam.
In Het Vaderland van 22-4-1904 wordt gemeld:
Het ging naar alle waarschijnlijkheid om een Poolse vorst uit het geslacht Swiatopelk Czetwertynsk. In de Oakland Tribune van 20 juni 1926 gaat het om een “private string quartett” van een Russische prinses Czetwertinska in Kiev.
De benoeming bij dit orkest was mede het gevolg van een aanbeveling van Isaac Mossel.
Hij vertrok inderdaad naar Rusland, er zijn ansichtkaarten bewaard gebleven uit de periode juli 1904- augustus 1905 die hij uit o.a. Krakow en Kiev naar huis stuurde. Maar de revolutie van 1905 dwong hem Rusland te verlaten.
Het Vaderland, 23-4-1906
Prof. Klengel was de Duitse cellist en componist Julius Klengel, die in Leipzig woonde en werkte. Het krantenbericht hierboven kondigt een nieuw vertrek naar Rusland aan en tevens het plan om naar Amerika te gaan. Dat laatste bleef voorlopig een plan. In Nederland musiceerde hij in 1906- bij verschillende gezelschappen. Hij kreeg een aanstelling als eerste cellist in Zwickau:
29-9-1908, Het Vaderland
Hij kreeg in de jaren 1908-1910 aanstellingen In Polen (Zwickau) en Berlijn, speelde in oktober 1910 in Groningen. Daarna is Willem vermoedelijk vanuit Groningen weer naar Rusland vertrokken, kaarten vertellen van reizen en optredens, vanaf november 1910. In januari 1913 schrijft hij: ‘eindelijk een kamer gevonden in het centrum van de stad Moskou’. In november 1914 vanuit Petrograd: ‘wat een verschrikkelijke oorlog, Gelukkig Holl. zich er nog buiten kan houden.’
Het orkest waarmee Willem in Rusland speelde (1910-1917)
In Rusland werd hij verliefd op Maria Loekina (‘Musya’), waarschijnlijk geboren 14 april 1897. Hij trouwde met haar op 10 september 1917, in Jalta op De Krim. Ze gingen in Moskou wonen, waar op 23 april 1918 hun dochtertje geboren werd, Moesja.
Kort daarna moesten ze op de vlucht voor de revolutie. Ze wisten naar Nederland te komen. Daar vonden ze onderdak bij zijn ouders in Groningen, maar Willem is niet lang in Nederland gebleven.
AH, 19/6/1920
Hij toerde met verschillende orkesten en gezelschappen een aantal jaren door Europa, tot hij een contract kreeg bij een Amerikaans orkest, waarmee hij in oktober 1920 vanuit Antwerpen naar Amerika vertrok. In die maand stuurde hij vanuit Antwerpen nog een kaart naar Groningen. Een deel van de tekst is speciaal bedoeld voor Musya en is geschreven in de Russische taal. Willem geniet van de reis met het orkest en het prachtige weer. Straks zal hij met de boot naar Amerika vertrekken; hij informeert naar het leven in Holland. “Hoe zit het met het paspoort? Ik wil iets van je horen.” Hij vraagt haar ‘Poste restante New York’ te schrijven en legt uit hoe dat werkt. “Ik kus je 1000 keer. Ik houd van je. Jouw Wim.”
Op 6 november 1920 kwam hij in New York aan.
Musya en Moesja moesten in Groningen achterblijven, ook omdat de papieren niet in orde waren en de ambtelijke molens langzaam draaiden. Het in Rusland gesloten huwelijk tussen Musya en Willem bleek in Nederland niet erkend te kunnen worden, vooral omdat er onduidelijkheid was over de persoonsgegevens en de geboorteakte van Moesja. Daardoor lukte het aanvankelijk ook niet om een Amerikaans visum rond te krijgen. Verschillende mensen werden ingeschakeld om deze kwestie te helpen regelen. Vader Willem reisde enkele malen naar Den Haag en uiteindelijk lukte het, met behulp van ene Viëtor, in juni 1921 om het huwelijk erkend te krijgen en de visa te regelen. Vader aan Willem: ‘Zooals ge me verheldert dat Wap je volgens de Ned. wet in Moskou getrouwd heeft, kan niet. Wanneer hij jou dat daar verteld heeft, heeft hij je wat wijs gemaakt. Er wordt nu veel moeite gedaan om het zaakje in orde te krijgen. Lastig, temeer daar de ondertekening van het trouwformulier op je pas onleesbaar is. Maurits Levie voert het schriftelijk gedeelte voor je uit en den heer Viëtor gaat met ongeveer 14 dagen weer naar het Ministerie van Justitie.’
Het Amerikaanse avontuur van Willem, Moesja en Moesja
Leven in Groningen
Over het leven van Willem en zijn echtgenote Musya komen we het een ander te weten dankzij de bewaard gebleven brieven en ansichtkaarten die, vooral vanuit Groningen naar de States gestuurd werden. Uiteraard geven die brieven ook zicht op het leven van de afzenders: Willem, Klaassien en hun dochter Anna. Ook zien wij de kleine Moesja opgroeien aan het Damsterdiep en de Westersingel.
Musya heeft het, zeker in de eerste jaren, in Holland niet gemakkelijk gehad. Zij moest als Russische vluchtelinge in Groningen (over)leven, in het huis aan de Westersingel, de taal niet machtig, gescheiden van haar man, met een pas geboren kind. Over de eerste jaren komen we weinig te weten, maar het moeten eenzame jaren geweest zijn. Geleidelijk moet ze haar draai gevonden hebben. In november 1920 schrijft Anna aan haar broer, nadat er na een hele tijd weer een brief van hem gearriveerd was: “Ze kon dadelijk niet lezen. In ’t Hollandsch heb ik toen maar eerst van je verteld en daarna was ze wel zooveel bekomen van de emotie dat ze zichzelf tot bedaard lezen kon dwingen. ’s Avonds, toen ik haar goedenacht zei (ze slaapt nu in ’t kamertje vlak bij me) praatten we even samen over alle brieven van haar moeder, zuster en man en toen zei ze zoo zielsgelukkig: ‘Ja Anneke, één groot geluk alles!’.”
“…ze voelt zich hier niet eenzaam meer, maar als dochter en zuster. Ze is vroolijk en opgeruimd en ontwikkelt een talent op het gebied van naaien. (…)”.
Zulke berichten werden natuurlijk ook gegeven om Wim in het verre Amerika gerust te stellen. “Je ziet dus dat je geen zorg behoeft te hebben, dat ze ’t niet met ons zou kunnen vinden. We zien met leedwezen de tijd komen dat ze weggaat.”
Haar man stuurde haar, soms op verzoek van de familie, regelmatig geld. “Zeg Wim, als je Moesja weer geld stuurt, schrijf er dan bij dat het voor haar is bedoeld als St. Nic. cadeau of kerstgeschenk. Dat zal ze prettig vinden. Ze houdt zoo van presentjes.”
Financiële zorgen waren er genoeg in Groningen. “Zo juist schrijft pa, dat we fl. 70 opgeslagen zijn door de huisbaas, nu fl. 550. Enfin, dat komt terecht, gelukkig kunnen we blijven.” (april 1921) Ook vader klaagt regelmatig over de duurte der tijden, zeker als daar nog de koopwoede van de beide vrouwen bijkomt…
Toch was in het huis in Groningen, ondanks die duurte, altijd een dienstmeisje aanwezig. Anna: “Ik hoop het nieuwe meisje dat 20 mei komt meevalt. Lina is anders wel beter geworden, maar blijft toch een Duitse trien.”
Als voorbereiding op de reis naar Amerika gaf Anna aan Musya Engelse les. Maart 1921: “Drie lessen heeft ze van me gehad en volgens mij zal ze ’t gauw te pakken hebben. Graag hielp ik haar er elke avond mee, maar ze wil het liever niet. Ze heeft er geen hoofd naar met al die naaierij en het Hollandsch spreken en die inspanning alles te verstaan. Ze zegt, als ik daar ben, zal ik wel mijn best doen, nu moet ik zooveel mogelijk leren op de Industrieschool, dat kan ik niet leeren in Amerika, Engelsch wel.”
‘De Industrieschool’ in Groningen was een particulier initiatief. De school had een eigen gebouw (1904). De opleiding was er primair opgericht om de meisjes naaien te leren. Velen van hen vonden nadien werk in de Groningse confectie-industrie.
De Industrieschool voor meisjes aan de Kruitlaan, ca. 1917.
beeldbankgroningen.nl
“De eerste dagen na je vertrek gevoelde Moesja toch niet erg prettig, wat natuurlijk van terugwerkende kracht op de omgeving was. Maar dat heeft maar een paar dagen geduurd en op het oogenblik is verhouding van weerskanten zooals het moet. De Industrieschool heeft in alle opzichten een goede invloed op Moesja. Ze vindt het er heerlijk en zou niet graag een morgen verzuimen en ze steekt er een massa nuttige kennis van op. Ze heeft al een prachtige mantel op school gemaakt.”
Rusland
Familie in Rusland- Links: Palina, zuster van Musya, daarnaast Olga Loekina, de moeder van Musya. De drie kleine kinderen zijn broertjes van Musya; in het midden Sergei.
Een bron van zorg voor Musya was de situatie in Rusland, in de Krim, waar haar moeder, zuster en zwager een moeilijke tijd hadden. November 1920: “Lang vol spanning op bericht [uit Rusland] gewacht. De laatste brief heeft nogal wat emotie teweeg gebracht, bij Anna, pa, ma en Moesja. Ze hebben samen gesproken over alle brieven van haar moeder, zuster en man. O, als alles in de Krim maar niet zo ellendig toegaat en haar familie verder ook gezond blijft. Toen ze de eerste brief uit Rusland kreeg, durfde ik hem haar haast niet te geven”.
Soms kwamen er brieven uit het verre Rusland, maar nooit waren de berichten heel vrolijk. In maart 1922, Musya woonde inmiddels in de USA, kwam er verschrikkelijk nieuws. Anna schrijft: “Mijn arm lief zusje, wat een ontzettend groot leed is je overkomen (…) We hadden altijd nog zo’n stille hoop dat ’t in Jalta nog niet zo slecht was. Er wordt hier in Europa op ’t oogenblik heel veel voor Rusland gedaan (…) Arme zus van je, die heeft ook al niet het beste deel van het leven gehad.”
Wat er zich precies in Rusland heeft afgespeeld, wordt niet duidelijk, maar het moet heel erg geweest zijn: “(…) maar ik kan mij niet begrijpen dat men u de foto’s van dat afschuwelijke trauma zond. Waarom en wie deed dat? Wat een geluk dat jullie dat verschrikkelijke lot ontkomen zijt.”
In de brief wordt verwezen naar de inhoud van de acties voor Rusland. Nansen, de Noordpoolreiziger hield op verschillende plaatsen in het land lezingen om de mensen te informeren over de situatie ter plaatse. Ook werden er inzamelingsacties gehouden. “Wij hebben verschillende lijsten en wanneer wij het juiste adres van Moesja’s familie wisten, zouden we zonder twijfel een pakket proberen heen te sturen.” Het lijkt erop dat de moeder van Moesja de verschrikkingen aldaar overleefd heeft en dat de man van Moesja’s zuster om het leven is gekomen.
Olga Loekina
Tijdens mijn zoektocht door de passagierslijsten en registers van Ellis Island ontdekte ik dat ook de moeder van Moesja, Olga Loukina (ook Loukena), na de verschrikkingen op de Krim in 1928 naar Amerika is gereisd.
Ze reisde met de SS France vanuit Le Havre. De passagierslijst laat zien dat er veel meer Russen aan boord waren. Ze was weduwe en woonde (in 1930) bij de familie in. De opgegeven leeftijd was vermoedelijk een vergissing: 68.
Ze is volgens bovenstaande Immigrant Identification Card in 1860 geboren.
Uit latere documenten blijkt dat ze daarna als pensiongast (‘Lodger’) ingeschreven stond. In 1935 en 1940: 1139 Divisadero Street in San Francisco. In het pension woonde een kleine Russische kolonie:
Olga Loukina overleed in 1952
Kleine Moesja
De kleine Moesja was voor iedereen een bron van vreugde. Willem wordt in iedere brief uitgebreid geïnformeerd over haar vorderingen en strapatsen. “De kleine is uitstekend en praat vaak over papa. Op de schoorsteenmantel staat je portret en als ze een beetje stout is, papa kijkt ernaar en vindt het niets lief van je en dan is het weer in orde. Van de week wond ma de klok op en toen ging ze gauw een stoof halen om er op te staan om ma vast te houden, dat ze niet zou vallen. Is ’t geen dot? Het is wel een heel ding voor je, haar en vrouw te moeten missen, maar je bent toch zoo vrijer in je bewegingen.”
“En dan dat kind van je. Nooit zoo een verstandig en lief ding bijgewoond. Je zoudt er plezier in hebben te zien hoe ze langzamerhand ’t goede en ’t leelijke gaat zien en haar kopje leert buigen. Als ze nu iemand slaat, weet ze dat het stout is, dan wil ze ’t eerst niet bekennen, zit in zichzelf te mopperen en te dralen en dan eindelijk komt ze snoeperig lief naar je toe en zegt: “Moesja niet meer doen. Moesja kusje geven.” Veel hoor je haar niet meer huilen, op straat is ze altijd lief en stapt prachtig mee.”
“Je dochter zult je bijna niet herkennen, het is een flinke stevige zus geworden, met tusschenbeide een lastig willetje, die men zoo men zich geen geweld aandeed zou gaan verwennen. De verbeelding aan jou hebben wij allen bij haar gehouden. Papa Willem komt nogal eens bij ons op de tong en ’s avonds heeft ze je portret bij je bed.”
Anna: “Kleine Moes is een dot, ofschoon ze ons door al haar vragen wel eens in vertwijfeling brengt. Een voorbeeld: je zit of liever ligt een oogenblik op de chaise longue, volgens haar de kepé. Dan begint het: Anneke op de kepé? Anneke hoofdpijn? Och, Anneke koud? Anneke dekentje, ja, een poppetje – nee, misschien een kopje thee, zal Moesja maar inschenken, good hoor, ’t is niet heet, Anneke, nee hoor, Anneke poeven, nou Moesja bij Anneke sapen, eventjes maar, zoo even kusje geven – alles zonder ook maar één antwoord af te wachten en zoolang als je er ligt. Ook geen minuut stil, maar loopen en draven, heen en weer. En dan dat lieve snoetje erbij, je kunt haast niet boos worden.”
Anna: “De kleine wordt met de dag doddiger. Ze is dol op de kermis en draait lustig in de draaimolen. Zelfs in haar boosheid (maar dat is maar heel enkel) is ze om te stelen. ’s Morgens als ik les gegeven heb, mag ze mee uit, dat weet ze al zoo goed en dan loopen we een uur of anderhalf. Ze heeft dan zooveel te vertellen. We gaan dan naar de boten en treinen en koffers zien en dan is ’t altijd vol geestdrift, dat is paps boot.”
“Ik zou wel eens in Groet om een hoekje willen staan kijken, hoe je dochter (=kleine Moesja) daar met je neef Emiel (=mijn vader) aan den gang is. Een harer poppen doopte zij Emiel en deze jonge heer heeft ze mee op reis genomen. Het is een heerlijk kind, zij is vreselijk druk, maar dat wij haar zullen missen is zeker.”
De voorbereiding en de reis
Op 2 juli 1921 laat Vader aan Willem weten dat het geld voor de reis ontvangen is en dat Viëtor per telegram gemeld heeft dat alle papieren in orde zijn. Voor de hut moet Moesja fl. 737,50 betalen. Daar is ook de reis van de kleine Moesja bij inbegrepen. De oude Russische hutkoffer is opgeknapt, in Amsterdam heeft Vader bovendien een mooi exemplaar op de kop weten te tikken.
Op dinsdag 16 juli moeten de beide Moesja’s zich melden op het kantoor van de Holland Amerika Lijn voor geneeskundig onderzoek. Als het onderzoek is afgelopen, blijven zij, met Vader, Moeder en Anna in Rotterdam, tot de dag van de reis daar is. “Vanmorgen haalde ik hier op de rechtbank het afschrift van de geboorte van je dochter in Moskou, dus je hebt nu alle stukken die je nodig hebt”.
Uit de bewaard gebleven passagierslijst blijkt dat de beide Moesja’s op 26 augustus 1921 op het ss Rotterdam naar de VS reisden, als Maria Dehé en haar driejarige dochtertje.
.
In Amerika zouden ze opgevangen worden door ene Jan. Hij schrijft Willem vanuit Mont Clair: “Ik zal doen wat ik kan om je vrouw ten spoedigste in Frisco te krijgen. Hij klaagt over de grote drukte waar hij mee te kampen heeft: zijn vrouw (Alba) die op het punt van bevallen staat, een zojuist aangeschafte auto, een zakenpartner die in alle hectiek rustig naar zijn farm gaat. Een brief van hem gedateerd 1 september 1921: “Beste Willem! Vandaag heb je je beide Moesjas weer bij je , en ik twijfel niet of dat is voorgoed!”
In Amerika was het aanvankelijk wennen en behelpen. De kleine Moesja sliep in de keuken, Moesjas sr. moest het redden zonder dienstbode. Voordeel: dan heb je wel het rijk alleen. Moesja beschreef San Francisco als “een waar paradijs”. Een openbaring waren ook de vele elektrische apparaten en hulpmiddelen, die daar al heel wat gewoner waren dan in Holland. In Holland vroegen ze zich af hoe de kleine Moesja de lange treinreis van New York naar San Francisco beleefd had. “Keek ze niet erg vreemd tegen de negers aan?”
Het huis in Groet
Anna kocht rond 1920 het huis aan de Achterweg. Het was geen transactie zonder financiële zorgen. “Ik ben nu bezig rekening op te maken voor de koop van ’t huis. (November 1920?). Ik hoop dat ik een billijke hypotheek kan krijgen. Dit jaar maar zuinig aan, dat het zoo gauw mogelijk mijn eigendom wordt. Ik vind het toch zoo’n heerlijk gevoel, dat Pa en Ma nu een goedkoop woninkje krijgen en Pa niet zijn heele leven behoeft te sjouwen. Ik zegen het nu dat ik ongetrouwd ben en zelf veel kan verdienen. Toch nog nuttig voor iets.”
“De 28sten December (1920?) moet ik bij de notaris zijn. Fl. 2000 of fl. 2500 krijg ik als hypotheek van ’t pensioenfonds van de Harmonie (een idée van Pa) en ’t andere hopen we ook bij elkaar te krijgen”. Ook was er even sprake van dat Willem in het hele project financieel zou participeren: “Zeg Wim, als je er voor voelt, omdat je zoo schrijft, we beleggen ’t geld in ’t huisje, zal ik de koopacte laten veranderen en het door de notaris op mijn en jouw naam laten zetten? Dan heb je voor later voor jullie en je vrouw ook wat en is het ook van jou; dan is je zuurverdiende geld niet weg. Ik zal ’t heerlijk vinden en de boel goed administreren.”
Het plan is dat Anna haar broer en zijn vrouw naar Amerika zal volgen. Het huis in Groet zal na zijn pensionering aan Vader en Moeder Dehé de mogelijkheid geven het verre Groningen achter zich te laten. Vader: “Ik geloof dat het ’t best zal zijn wanneer de tijd voor mij van uitscheiden gekomen is, dat wij maar stilletjes naar Groet trekken en trachten daar op een rustige manier ons eindje te halen. Ik kan mij daar allerlei bezigheden verschaffen op het gebied van landbouw en pluimveeteelt. Om naar zo’n grote stad (bedoeld: San Francisco) te trekken, dat lokt mij niet erg. Natuurlijk staat daar tegenover dat wij elkaar nog maar een enkele keer zullen zien, maar dat is nu eenmaal zoo in het leven.”
De band tussen Anna in Groningen en haar broer Wim in het verre Amerika was warm en innig. Over de andere broer – Emiel – is de toon af en toe wat kritischer. Er is veel waardering voor het werk dat hij in Groet verzet om het huis en de tuin op te knappen (in ruil voor gratis wonen in het huis), maar af en toe klinken ook wat kribbige geluiden. In ieder geval klikte het minder goed tussen Moesja en Maria, de vrouw van Emiel.
December 1920 (?): “Emiel kwam plotseling een paar dagen met kleine Emiel over. Moesja was steeds met ‘haar broer’ op stap en is erg blij met het cadeau wat ze van hem kreeg. Trouwens allemaal zijn we door hem verwend. Zijn komst betrof het huisje, de veranderingen van tuin en huis, ’t schilderen ervan en het timmeren van sommige dingen. Hij behartigt de zaken zoo goed, dat ik (als een echte eigenaresse me voelende, zoo iets als een slotvrouwe) hem maar zijn gang laat gaan.
(Ongedateerd) “Emiel reed na afloop van het schoolfeest op het witte paard door het dorp, heel grote schare achter zich aan en gevierd als een koning. Hij heeft nu een kaartclubje met Raedecker en Wenckebach. Met klein Klaasje gaat het veel beter. Ze weegt nu 12 pond en is een lief, pittig, vriendelijk ding. Ma is er nu heen, dus zullen we morgen veel nieuws horen.”
In juli 1921 schrijft moeder dat het in Groet allemaal mooi opknapt. “Me dunkt Emiel begint nu ook meer in te zien dat er veel nodig is, en dat er gewerkt moet worden. Op ’t ogenblik werkt hij bij Raedecker en heeft hij een steen gemaakt voor de gevel van het nieuwe huis van Redeker. Hij krijgt nu fl. 25 in de week. Ik sprak Raedecker nog en dankte hem dat hij zo goed voor Emiel zorgde. ‘Nee’, zegt hij, ‘voor mij is het heerlijk met hem te werken.’ Ik vond het heerlijk dat te horen.”
Vader Willem, oktober 1921: “Van Emiel hoorden wij de laatste maanden zoo wat niets. Wanneer zij daar in Groet niet om het een of ander verlegen zijn, zwijgen ze daar als het graf. Een gewoonte die ik nu ook van toepassing ga brengen.” Moeder: “Jammer dat Emiel altijd zo weinig schrijft, hij denkt zeker, het is hier (in Groet) altijd misère, wat moet ik schrijven, maar alles interesseert ons toch, en je blijft met elkaar leven. Schrijf hem maar eens, Wim. Hij heeft ook niet veel geluk, en mij dunkt hij kan soms niet verder. Is toch zonde, er zit toch iets in.”
Emiel (sr) en Maria/Miep
November 1921: “Van Miep kregen we nu eindelijk weer eens een brief, waar ze ons fl. 35 vroeg (ook al op afbetaling, die armen). Ze schijnen heel erg met het kleine ding getobd te hebben (= Klaasje), zijn overal ermee heen geweest, wat aardig wat geld kostte, maar nu gaat het iets beter en hopen ze het kindje te mogen behouden. Voor die fl. 35 konden ze een 2 persoons ledikant voor de jongens kopen en nog wat meubilair voor het huisje in Groet, “waardoor onze bezitting er van binnen aardiger is gaan uitzien. We hebben het nu cadeau gegeven, want afbetalen bij hun komt toch niets van. Dezer dagen kunnen we Emiel hier verwachten met schilderijen, houtsneden en beeldjes. We zijn benieuwd, ook of er ook kopers zullen zijn.”
Anna, november 1921: “Emiel is nu geregeld aan het werk in het ateliertje dat hij bij Raedecker maakte. Het geld van de laatste is op en nu moet er weer gewerkt worden. Ik voor mij vind het onverantwoordelijk tegenover je vrouw en kinderen fl. 80.000 er zo gauw door te brengen, ook al geef je het aan anderen. Stel je voor dat hij ziek wordt, dan hebben ze geen inkomen. Zijn vrouw heeft nooit werken geleerd, die kan dus ook niets verdienen.”
De carrière van Willem
De eerste jaren stonden vooral in het teken van contacten opbouwen en naamsbekendheid krijgen. Hij werd af en toe door orkesten en ensembles gevraagd, maar organiseerde ook zelf concerten om zijn naam te vestigen. “De winst is niet groot of nihil, maar het levert wel reclame op.” Ook gaf hij lessen. Toen Moesja zich bij haar man gevoegd had, ging ze soms mee naar de concertuitvoeringen, als ze een oppas voor de kleine kon krijgen.
In september 1922 wordt Willem Dehé genoemd als musicus in Berkeley String Quartet. In 1923 speelde hij al bij het San Francisco Symphony Orchestra. De krant noemt hem “one of the finest artists on this instrument that the coast has welcomed in a long time.”
Op 25 juni 1926 wordt hij in de Oakland Tribune genoemd als “cellist in the San Francisco Symphony”. Willem had zijn Amerikaanse staatsburgerschap verkregen; bij die plechtige gebeurtenis werd hij onder meer vergezeld door Antonio de Grassi (“local violonist”) en A.W. Widenham, “manager of the San Francisco Symphony Orchestra”. De krant drukte op 28 juni een foto van deze bijzondere gebeurtenis af.Willem trok op met muzikanten van naam.
Een ander gerenommeerd ensemble waar hij deel van uitmaakte was het San Francisco String Quartet, o.l.v. Robin Lampson.
San Francisco String Quartet in 1937 (“Four Gentleman of the Symphony”) : Naoum Blinder, Eugene Hayes, Willem Dehé (tweede van links), Nathan Firestone.
De beroemde violist Isaac Stern beschrijft in “My First 79 Years” de invloed van Naoum Binder op zijn ontwikkeling. Naoum Blinder was net als Willem Dehé uit Rusland gevlucht met zijn vrouw en dochter. Eerst naar Japan (tijdens een tour), vandaar naar New York. Daar doceerde hij aan het Institute of Musical Art. Begin jaren dertig ging hij naar San Francisco, waar hij in 1931 “concertmaster” van het San Francisco Symphony Orchestra geworden was.
De dirigent van dat orkest was (in 1932 of 1933) Pierre Monteux. Stern: “one of the truly great conductors of our time, was the first great conductor whom I met and with whom I played.” Ook Willem kende Monteux goed. Als deze voor een concert in Holland was, bracht hij vaak een bezoek aan de Achterweg, waar Emiel sr. woonde.
Stern over Blinder: “He was my first true teacher; my only real teacher, as a matter of fact. I studied with him for five years, until I was seventeen, and haven’t studied violin with anyone else since.” Willem Dehé speelde ook met Blinder en moet Stern goed gekend hebben. Stern:
“Blinder organized a string quartet, first with Willem Dehe as cellist and later with his own brother, Boris, who had become the first cellist of the San Francisco Symphony Orchestra. I would listen to them play. Through him I got to know all the first-chair players of the symphony. At thirteen, I began to play chamber music once or twice every week with the best musicians in the city, who adopted me as their mascot. I played with Herman Reinberg, cello; Willem Dehe, cello; Al White, viola; Mafalda Guarnaldi, violin; Lev Schorr, pianist; and Frank Hauser, a pupil of Blinder’s who in time replaced him as the concertmaster.”
1942
Het nieuws van zijn dood bereikte door de oorlog de familie in Nederland ruim drie jaar later!
In een brief van Emiel sr. aan zoon Emiel (‘Broertje’). De familie had een brief van Anna gekregen, waarin stond dat hij 3½ jaar geleden was overleden. Zij schreef: ‘Hij is gestorven aan een hartaandoening, terwijl hij zich aankleedde voor ’t concert. Hij ging 7.30 naar boven om zich te kleden en vroeg tante Moesja om 8 uur klaar te zijn om hem met de auto te brengen. Toen hij er om 8.10 nog niet was en ze geen antwoord op haar roepen kreeg, is ze naar boven gegaan en zag hem vreselijk benauwd. De grote hartader gebroken – niets kon meer gedaan, hij is om 6 uur ’s morgens overleden-
Het is een sneu geval, hij was nog jong en ik had zoiets niet verwacht – maar toen hij nog een jongen was, heeft hij heel erg gestudeerd om wat te bereiken – of dat misschien toch teveel geweest is? Wat zou ik hem nog eens graag gehoord hebben. Wat is het leven toch vreemd hè.
Over Anna (Herman en Hetty) is een aparte pagina gemaakt.