Emiel Dehé sr.
Dehe, Emilius Wilhelmus werd geboren op 30 oktober 1886 te Groningen. Woonde en werkte in Amsterdam tot 1919, Bergen (N.H.) tot 1927, Blaricum 1927, Eemnes tot 1931, Schoorl tot 1943, Amsterdam tot 1945, daarna verder in Schoorl. Hij schilderde, tekende en musiceerde. Hij overleed op 1 februari 1947 te Schoorl.
Getrouwd (Blaricum) 11-2-1919 met Maria Stijger, geboren Leiden 26-9-1888, † 1-1-1970, Schoorl.
Voordat ze in 1919 trouwden kregen ze twee kinderen: John (1915), Emile (1917). Op 24 april 1920 kwam Emiel sr. met vrouw en kinderen uit Blaricum naar Groet, Achterweg (A 141). Daar werd op 10-7-1921 Klaasje geboren en op 18-1-1925 Willem.
Uit de geboortedata van de kinderen blijkt dat er twee ter wereld kwamen terwijl Emiel en Maria nog niet getrouwd waren. Dat was niet echt gangbaar in die tijd. Emiel jr. is in Utrecht geboren en dat is nog een bijzonder verhaal. Maria (Miep) was op weg naar Amsterdam, maar de weeën werden zo groot dat ze ‘onderweg’ in het ziekenhuis in Utrecht beviel.
Verhuizingen lopen als een rode draad door hun verhaal. Gevolg voor de kinderen: steeds op een andere school, steeds opnieuw je plaats moeten bevechten.
Op 16 december 1925 is Emiel sr. naar Amsterdam vertrokken. Zijn vrouw ging met de kinderen een half jaar later (terug) naar Blaricum. Emiel ging naar Amsterdam om er op de ‘Normaalschool’ een tekenakte te halen, zodat hij kon gaan lesgeven. Dat lesgeven deed hij o.m. op een avondschool.
In Amsterdam huurde hij een huis met drie etages op het Singel, 263. Op de begane grond zat een handelaar in textiel. Ook Miep woonde daar wel eens een tijdje, o.a in de jaren voor het uitbreken van de oorlog. Emiel: “Het was een heel bijzonder huwelijk. Maar één ding staat vast: ze waren gek op elkaar. Al zijn vrienden en kunstbroeders waren vrijgezel, maar vader en moeder hadden een mooi huwelijk. Toen mijn moeder succes kreeg met haar knipselwerken en goede recensies kreeg in grote kranten, was hij zo trots als een aap.”
Singel 263
In 1936 woonde Miep Dehé in Egmond aan de Hoef op de Groeneweg (“een wit huisje met een puntdak, vlak tegen de duinen aan”). Dat was het jachthuis van de familie Six. Emiel: “Ik geloof dat ze maar heel kort huur betaald heeft. Six vond het allemaal wel goed. Zijn dochter, freule Six, zat ook op de Kunstacademie. Als ze boetseerles kreeg van professor Bronner, hield ze haar handschoenen aan, maar dat werd uiteraard niet gepikt.”
In juli 1937 ging Klaasje van Egmond Binnen naar Groet, in augustus 1939 ging zij naar het adres in Amsterdam: Singel 265. In het begin van de oorlog moesten veel bewoners van de kuststrook hun huizen verlaten. Willem en Klaassien Dehé kregen toen een huis op de Nieuwe Prinsengracht, dat leeg was gekomen door de jodenvervolgingen. “Opa werd toen al wat minder. Op een dag was hij spoorloos. Er was een bom op het Carlton gevallen en daar was hij gaan kijken, maar hij wist niet meer hoe hij thuis moest komen. Iemand heeft hem toen naar huis gebracht.”
Emiel Dehé, achterste rij, tweede van links
Emiel Dehé had enige faam als violist, maar is vooral bekend geworden als beeldend kunstenaar. Hij maakte schilderijen, tekeningen en houtsneden. Zijn vrouw Maria was gespecialiseerd in knipkunst en exposeerde in verschillende galerieën. Zie hieronder. U kunt doorklikken naar een kleine selectie uit zijn werk.
De vier kinderen van Emiel en Maria:
1. Johannes Jacobus Wilhelmus (John), geb. Amsterdam 19-4-1915, reclasseringsambtenaar, † 20-5-1993, Schoorl.
Getrouwd met Guurtje Schoonhoven, geb. 5-2-1921 ;
2. Emilius, geb. Utrecht, 10-09-1917, kunstschilder
Getrouwd (24-12-1946) met Alida Kalk (27-4-1922)
Overleden 4/11/2011
3. Klaassien, geb. Groet 10-7-1921
Getrouwd 9-6-1949 met Lodewijk Eskes (geb. 1-12-1893, † 18-6-1982)
4. Willem, geb. Schoorl 18-2-1925, exporteur groenten en fruit
Getrouwd (3-5-1954) met Eva Johanna Baas (geb. 22-3-1929)
Maria Dehé-Stijger
Hoewel Anna meende dat Maria ‘nooit werken had geleerd’, bleek de praktijk anders. Zij ontpopte zich als een getalenteerd ‘knipkunstenares’. Haar werk hing op talrijke exposities, ze werd vaak geïnterviewd en altijd waren de kritieken lovend. Haar kleinkinderen herinneren zich vooral dat ze nog wel eens de wind van voren kregen als ze met hun wilde spelletjes de knipseltjes door de kamer lieten waaien.
Tegenwoordig worden voor haar knipselwerken flinke prijzen betaald. Het hierboven afgebeelde ‘Bos met kabouters’ werd in 2019 na een flinke restauratie door kunsthandel Jan Louter (Bergen) voor € 1050 verkocht. De ‘collage’ meet 48/63 cm.
Het Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars:
Miep Dehé (op de foto samen met Emiel) was redelijk succesvol met haar knipselkunst. Ze exposeerde in 1929 en 1930 rond de Sinterklaas- en kersttijd bij de chique kunsthandel Carel van Lier in Amsterdam. De foto werd door Moesja genomen, ca. 1920.
Beide keren schreef de Bergense kunstcriticus Kasper Niehaus in De Telegraaf een stukje en oordeelde dat “deze vroolijke prenten met haar naïeve schoonheid van alle volkskunst niet alleen kinderen maar ook volwassenen vreugde zouden schenken” Bij een artikel in het weekblad De Jonge Vrouw in 1929 werd een vergelijkbaar werk afgebeeld.
In de jaren dertig heeft ze bij tientallen exposities gehad, ook bij gerenommeerde galerieën en kunsthandels en altijd waren de kritieken positief. (Elseviers Weekblad jaargang 43, deel 85, januari-juni 1933). “Onbevangen”, “frischheid, spontaanheid, lieve natuurlijkheid overal.”
In het voorjaar van 1930 werd zij geïnterviewd voor het blad De werkende vrouw (1e jrg. nr. 4), als intro op een tentoonstelling die in de openbare leeszaal in Laren gehouden zou worden.
‘Tusschen Eemnes en Laren wonen de twee kunstenaars Dehé, – de man is schilder, de vrouw viel op door een brandend karakter; wat ergerde zij zich jaren lang, wat kon ze fel kijken tegen deze barre wereld aan, die maar man telkens stelde voor de keus, zijn kunstenaarswezen te verdraaien óf onger te lijden met vrouw en kroost. En Emile, haar man, kon niet schipperen (…)
Totdat een paar jaar geleden Miep Dehé, voor de aardigheid met papier in verschillende kleuren aan het prutsen, zoo op een avond met haar jonge, om zich heen, en met een groote schaar in de hand, iets zóó leuks maakte, iets zoo helders, dat haar man, Emile, opgetogen rondliep. Ik weet nog, dat hij aan ieder zei: “Nu moet je toch eens zien, wat zij gemaakt heeft”. (…) Inplaats van voor de eigen kinderen werkte Miep Dehé al gauw voor de kinderen van anderen, In Laren en Blaricum, en al heel gauw in Amsterdam zagen menschen, die haar niet kenden, haar groote plakprenten, en voor de kinderkamer van de eigen kinderen wilde men er óók één hebben.”(…) De prenten laten heel meestal sprookjesachtige taferelen zien, bossen met sparrenbomen en dennen, kabouters, vriendelijke dieren als egels, konijnen en eekhoorns. Haar oudste zoon, John, werkte ook al mee bij het knip- en plakwerk.
“Van de week heb ik er vier afgekregen”, pochte Miep. “Maar ik was dan ook óver alles heen van moeheid”. “Maar kind”, zei een bezoekster, “waarom leg je toch niet vier papieren op elkaar en knipt er vier tegelijk?” “Nee”, antwoordde Emile’s vrouw, “dan zou ik er zelf geen plezier meer in hebben!”. Dit antwoord kenschetst de heele sfeer.’
illustraties bij het Elsevier-artikel
Em Dehé
geboren 10 september 1917, overleden 4 november 2011
Op 10 september 1917 ging Maria Steijger, hoogzwanger, met de trein op weg van Leiden naar Amsterdam, maar ze kwam niet verder dan Utrecht. Daar beviel ze van Emiel.
De aktes melden: Kind door moeder erkend, Blaricum d.d. 6-9-1918. Kind erkend bij huwelijk ouders, Blaricum d.d. 11-2-1919.
Ik heb Emiel schilderend bezig gezien in zijn atelier in de Gaaspstraat, zijn schilderijen bewonderd, de verhalen gehoord. Maar als ik hem vroeg naar de gebeurtenissen van vroeger, dan was hij daar niet scheutig mee. Waarom wil je dat toch allemaal weten?
Emiel was vaak een moeilijke man en als kunstenaar nooit (helemaal) tevreden met wat hij gemaakt had. Meer dan eens was een schilderij dat bijna af leek, de volgende dag spoorloos verdwenen. Uitgeveegd. Overgeschilderd.
Hij heeft nooit de middelbare school afgemaakt, maar voor de schilderkunst had hij zeker talent.
-In Amsterdam volgde hij de Academie voor Beeldende Kunsten.
Zijn werk vertoont veel variatie in technieken en voorstellingen. Er zijn tekeningen, linoleumsneden, gouaches en pasteltekeningen, olieverfschilderijen.
In de Protestantse Kerk van Deurne hangt een door hem ontworpen glas-in-lood raam. Er zijn ook veel met ‘Dehe’ gesigneerde houtsneden bewaard gebleven, maar die zijn allemaal gemaakt door zijn vader. In september 1988 verkocht Emiel 5 originele houtblokken aan het Rijksprentenkabinet (voor fl. 500)
Een terugkomend thema zijn de voorstellingen van vrouwen met duiven, musicerende mensen, natuurlandschappen. Hij heeft veel ex-libris plaatjes gemaakt. In het Rijksprentenkabinet in het Amsterdamse Rijksmuseum bevindt zich werk van hem.
Veel van zijn werk werd door particulieren verkocht, een deel werd in het kader van de ondersteuning van kunstenaars door het Rijk aangekocht en verhuisde van de depots naar stadskantoren, belastinggebouwen en ministeries. Ook de familie kocht wel werk van hem.
Toen wij in 2007 een bezoek brachten aan Moesja en de familie Sakovich in San Fransisco kregen wij van haar dit schilderijtje mee (30×26 cm). Emiel schilderde het in 1933, 15 jaar oud. Achterop staat geschreven: ‘Voor Oom Willem en Tante Moes, van kleine Emiel Dehé, 15 jaar 1933.’ Toen we het hem lieten zien, stelde hij voor het maar weg te gooien. Dat hebben we niet gedaan.
Wel trots was hij altijd op het zelfportret dat hij in september 1943 (?) maakte
vader en zoon
Emiel over zijn eerste liefde:
Ze heette Waterborg, haar vader was in Amsterdam een fabrikant van dekkleden voor dekschuiten. Hij sponsorde zijn dochter, die veel talent had, door bezoekjes van ons tweeën aan het Concertgebouw te financieren. We hebben wel zo’n tweeënhalf jaar iets gehad. Ze had een prachtig schilderij gemaakt dat geïnspireerd was op een boek van Van Schendel, De wereld een dansfeest. Het hing op mijn atelier op het Singel, maar mijn moeder ontdekte dat het nogal een ‘dik schilderij’ was. Bleek ze het boek erachter verstopt te hebben. Dat boek heb ik nog steeds.”
We maakten fietstochten, naar Schellingwoude en het Kinselmeer.
Haar boezemvriendin was Wil Smit, die studeerde beeldhouwen op de Academie bij Bronner en is later met Cor Hunt getrouwd, maar ik geloof dat ze met iedereen wel zo’n beetje iets gehad heeft.
Emiel was vanaf juni 1942 lid van de ‘De Brug’, de ‘Vereeniging van Nederl. Beeldende Kunstenaren’. Zijn vader was er in de oorlogsjaren zelfs penningmeester van. Het gaf de mogelijkheid om deel te nemen aan exposities en daardoor schilderijen te verkopen. Een fragment uit de catalogus van de voorjaarstentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum:
Naar de betekenis van de kruisjes moeten we raden. Verkocht?
‘Het ezeltje’ ligt vermoedelijk in het Rijksprentenkabinet.
Rust op de vlucht uit Egypte, collectie Rijksmuseum Amsterdam, object RP-T-1950-399
Al in maart 1938 was er sprake van dat Emiel zich zou aanmelden voor de Prix de Rome. Zijn grootvader schrijft aan Hetty: ‘Emiel kleinzoon ontvangt in mei een diploma van 4 jarig Academie bezoek en zal dan meedoen aan de proefkamp voor de Prix de Rome, maar aangezien alle Nederlandse schilders daaraan mee kunnen doen welke nog geen 45 jaar zijn denkt hij nog niet veel kans te hebben. Zulk een prix de Rome word om de 5 jaar [gehouden].’
De Prix de Rome, is ‘de oudste en meest genereuze prijs voor talentvolle kunstenaars en architecten in Nederland’.
Van de website: Kunstenaars konden zich aanmelden voor de Prix en wanneer zij het toelatingsexamen haalden, begonnen zij aan een ‘proefkamp’ waarvoor iedere kandidaat op de zolder van de academie een loge kreeg toegewezen waar zij twee composities naar onderwerpen uit de Bijbel en twee naaktstudies moesten maken. Om de anonimiteit te bewaken werkten de kunstenaars in afzondering van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, maaltijden werden door een luikje in de deur geschoven. Na jurering volgde het ‘eindkamp’, waarvoor in diezelfde loges gedurende drie maanden werd gewerkt aan een olieverfschilderij met vaste afmetingen en een vast (Bijbels of mythologisch) thema, ‘zoodanig gekozen, dat daaruit blijke de bedrevenheid van de mededingers in het schilderen van naakt en van drapeeringen’.
In juni 1947 kreeg Emiel bericht dat hij was toegelaten tot de eindkamp, maar daarna zou bezweken zijn onder de druk en voortijdig het strijdtoneel verlaten hebben. Misschien hebben ook de familieomstandigheden een rol gespeeld. Op 1 februari van dat jaar was zijn vader overleden, op 16 maart zijn grootvader.
Aline
Ik denk dat Emiel en Aline, zoals ze zich later liet noemen, elkaar op de Kunstacademie in Amsterdam ontmoet hebben. Hij was de kunstenaar, zij het beeldschone model.
Aline was de dochter van Harm Kalk en Adriana Clasina Wilhelmina Slinger.
Harm Kalk is geboren op 8/7/1891 in Maartenskerk, gemeente Hoogezand. Hij overleed 7/2/1961 in Amsterdam.
Adriana Clasina Wilhelmina Slinger, is geboren op 21/7/1894. Zij overleed 26/12/1973 in Amsterdam.
Ze trouwden op 7 juni 1916 en kregen vier kinderen:
-Harmina (3/4/1917)
-Tannetje en Adriana Clasina Wilhelmina (15/5/1920)
-Alida (27/4/1922)
Zij woonden op de Orteliuskade 70 hs in Amsterdam en hadden een schoenmakerszaak in de Dapperstraat.
Emiel en Aline trouwden op 24 december 1947 en kregen in die maand een huis in de Gaaspstraat, nr. 79.
Leven van de kunst?
Het was een bijzondere start van een bijzonder huwelijk, want toen ze trouwden was er al een kind, Hans, geboren 26/8/1945,. Na Hans kwamen er nog twee kinderen: John (21/10/1948) en Miep (27/51951)
Net als zijn vader moest Emiel ontdekken dat het voor de meeste kunstenaars bijzonder lastig is de financiële eindjes aan elkaar te knopen. Hij moest op zoek naar ‘echt’ werk, en vond dat in de jaren vijftig bij de Tricotfabriek L. te Strake NV in Asten (ook Te Strake & Verkouteren). Voor deze ontwierp hij de stands waarmee ze op grote beurzen zoals de Jaarbeurs in Utrecht reclame maakten voor producten als Novana (lingerie). Er zijn veel foto’s van bewaard gebleven, helaas ongedateerd. Ook hebben zijn kinderen geposeerd in ondergoed (Jansen en Tilanus?); die foto’s werden vermoedelijk gebruikt in de door hem ontworpen stands. Als er een tentoonstelling was, was hij ook betrokken bij de daadwerkelijke inrichting van de stands.
Ook heeft hij gewerkt voor de fabriek van Diddens en Van Asten, gelegen aan de Kanaaldijk Noord-Oost in Helmond. Het bedrijf groeide in de twintigste eeuw onder leiding van Willem van Asten van een kleine weverij uit tot een onderneming met bijna 1000 medewerkers. Vooral in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw beleefde de fabriek met de merknaam Didas goede tijden. Dekens en bonte stoffen waren toen de belangrijkste producten.
Voor dit bedrijf ontwierp hij tentoonstellingsstands en de veel geprezen Didas-poes, die cadeau gedaan werd bij de aankoop van een Didas-deken.
Hoe hij bij deze textielfabrikanten terecht kwam, is mij niet bekend net zo min als de precieze jaren waarin dit speelde. Heel vaak was hij alleen in de weekenden thuis. Verbleef hij in Brabant in pensions? Misschien kan archiefonderzoek daar nog wat licht op werpen.
Het zou kunnen zijn dat er een link was met de familie Raijmakers, een andere belangrijke textielonderneming in deze regio (Asten). Elisabeth Catharina Maria Dehé kwamen we al tegen als echtgenoot van L.H.J. Raymakers, op een landgoed in Winsum (bij Eindhoven). In het familiearchief bevindt zich ook een briefkaart uit Groningen (december 1920) gericht aan ‘Mevrouw Dehé-Lukina’, per adres ‘Mevrouw Raijmakers, 2e Sweelinckstraat 116, den Haag’. Het gaat hier naar alle waarschijnlijkheid om een dame die aangeduid wordt als ‘tante Betsie’.
Deze overleed in Den Haag op 19/12/1953, 93 jaar oud.
In november 1963 vond Emiel werk bij de Europeesche Verzekering Maatschappij als schadecorrespondent op de afdeling medische schade. Hij heeft dit werk 16 jaar gedaan. Een getuigschrift spreekt van ‘een ijverig en zeer bekwaam medewerker en een zeer gewaardeerd collega’. Hij bleef wel schilderen en trok zich ’s avonds vaak terug op zijn atelier. In 1979 kon hij gebruik maken van een ‘regeling vervroegde uittreding’ en ging hij met pensioen.
Ook Aline was artistiek bezig. Vroeger als glasblazeres, in latere jaren schilderend en beeldhouwend, of eigenlijk stenen (speksteen, serpentijn, albast) bewerkend. Ze deed dat samen met een aantal vrouwen uit de Rivierenbuurt, ze noemden zich de ‘Kunstgezellen’. Aline: ‘Kunstenaars vinden we zo’n groot woord. Kunstenaar klinkt meteen zo prestigieus. We zijn gewoon lekker bezig met dingen die we leuk vinden.’ Zo heeft ze meer dan 40 grote en kleine weefwerken gemaakt. Soms dienden de tekeningen van de kleinkinderen als inspiratie. Er waren regelmatig exposities. Veel werk vond zijn weg naar de familie.
Gescheiden verder
Het vijftigjarig huwelijksfeest werd in 1997 nog gevierd in het Miranda-paviljoen, maar daarna zijn ze gescheiden verder gegaan. Een verbouwing van de Gaaspstraat 79 werd door beiden aangegrepen om op zoek te gaan naar een nieuwe plek om te wonen. Aline vond die in de Uiterwaardenstraat (‘om de hoek’) , Emiel in Buitenveldert: Ter Boede 2 hs.
Zo hebben ze omringd door kunstwerken, de laatste jaren van hun leven doorgebracht. Aline is nog een korte periode in een verpleeghuis verzorgd. Emiel is overleden op 4/11/2011. Aline op 3 maart 2015.
Ter Boede
Aquarel van Aline